Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen reed Jehu, en toog naar Jizreel; want Joram [32]lag aldaar; en Ahazia, de koning van Juda, was afgekomen, om Joram te bezien. 32. Te weten, krank van de wonden, die hem de Syriers geslagen hadden. Zie vs.15.